Home > Alferink > Charles Bradley 1948 – 2017
Eigen foto
Alferinkcolumn

Charles Bradley 1948 – 2017

De eerste keer dat ik soulzanger Charles Bradley zag optreden, was in een bloedhete buitentent op North Sea Jazz 2013. Op het podium stond een man op leeftijd, met een voorhoofd vol groeven en tranende ogen van een leven in tegenwind. (…)

Hij droeg een retrojasje over een blote bolle buik en een paar kettingen van goud. Charles Bradley zong zijn hart eruit, als een oude ster die de grenzen van zijn kunnen opzocht, met zijn uithalen en zijn schreeuwen en zijn armen wagenwijd: kom me maar halen, dit is wie ik ben. Na het optreden liep hij het publiek in, zijn toehoorders, zoals ik hem dat daarna bij ieder optreden heb zien doen. Hij omhelsde iedereen die dat maar wilde, gaf wat hij had – en ontving, eindelijk, na al die jaren eenzaamheid en de rauwe ellende van overleven op straat.

Charles Bradley was een rare vogel in die gelikte wereld van de showbiz. Twee jaar later stond hij er onwennig bij toen hij, wederom op North Sea Jazz, het podium deelde met zijn collega’s bij Daptone’s Super Soul Revue. De zanger oogde zelfs verlegen, was niet op zijn plek tussen het up tempo-enthousiasme van powerhouse Sharon Jones, die andere Daptone-ster, die eind vorig jaar overleed.

Hij was ook geen man die zich na een show stomdronken dronk met zijn veel jongere bandleden, maar zich terugtrok in zijn tourbus. Gordijnen dicht, lampen uit .‘Ik zet een cd met oceaangeluiden op en ga mediteren’, vertelde Bradley toen ik hem in 2014 interviewde voor Jazzism. ‘Als je ooit het gevoel hebt dat de wereld te zwaar op je schouders rust, moet je dat echt eens proberen.’ En: ‘Het brengt je naar een soort tijdloze, eeuwige plek. En dáár gaat het uiteindelijk om: de vrede in jezelf te vinden en te voelen.’

Deze Amerikaanse zanger was eigenlijk té aardig, zo iemand tegen wie je wilde zeggen: kijk nou uit, niet iedereen is zo goed van vertrouwen als jij. Maar hij droeg ook boosheid in zich, een brandende diepte van boosheid, die als vuurpijlen uit zijn ogen kon schieten als hij werd geraakt in de meest diepe van al zijn pijnen: onrecht. Hem was onrecht aangedaan. Om een doodgeschoten broer, als zwarte man in een wit gedomineerde wereld, door het niet herkennen van zijn talent.

Boosheid, opgeslagen en in een lichaam bewaard. Totdat de jonge jongens van Daptone hem het podium gaven. Schreeuw het er maar uit, iedere avond een beetje lucht uit het ventiel en daarna helen in de armen van fans van over de hele wereld, die zijn open armen met alle liefde wilden beantwoorden.

‘Ik ben heel lang veel te bescheiden geweest en stelde mijn leven veel te veel in dienst van anderen’, vertelde de zanger in 2014. ‘Ik was altijd bezig om andere mensen te pleasen. Tot ik tegen mezelf zei: ‘Charles, als je hier niet mee ophoudt, maak je de hele wereld gelukkig, maar ben jezelf een ongelukkig mens’.’ Wat ik me verder van dat interview in Haarlem herinner, was wat ik voelde: warmte, iemand die het contact zocht, die de ander las en zich onmiddelijk gaf zodra hij vertrouwde dat het goed zat.

Een avond lang was ik erbij. Ik liet me meevoeren en onderdompelen, durfde naast hem te gaan zitten toen de zanger moe en met een glimlach van oor tot oor op het podium lag uit te rusten van de show. We zeiden niets maar ik genoot met volle teugen. Op het einde van de avond liep ik met de crew mee naar de tourbus waar hij wilde gaan slapen. In gedachten hoorde ik de oceaangeluiden al.

Toen ik zaterdag las dat hij was overleden, voelde ik heel even iets van shock. Maar vlak daarna overheerste toch de liefde en de warmte van die avond en van hem. Zo’n groot hart kan niet echt sterven, dacht ik. Niet écht. Of misschien wil ik het nog niet geloven.