Home > achtergrond > Homostel, draagmoeder, eiceldonor: baby. Het kan, maar willen we het ook?
DennisM2 (via Flickr)
achtergrondAlferink

Homostel, draagmoeder, eiceldonor: baby. Het kan, maar willen we het ook?

Een homostel. Een eiceldonor. En een draagmoeder. Het mag. Maar moet het ook kunnen? Ja, zeggen de mannen zelf. Nee, zeggen de klinieken die hen aan een kind zouden kunnen helpen. (Voor de Volkskrant)

Je bent homo en hebt de man van je dromen gevonden. Nu wil je heel graag samen een kindje. Je weet ook wel: twee mannen maken geen baby. Maar dan blijkt een goede vriendin bereid het kindje te dragen. Om zichzelf emotioneel te beschermen, wil zij alleen niet dat het kindje op haar gaat lijken. Daarom wil ze wel draagmoeder, maar niet de biologische moeder zijn, kortom: ze wil het bevruchte eitje van een andere vrouw dragen. Gelukkig is er ook een donor die een eicel wil doneren. Vier mooie kinderen heeft zij zelf, en dat gunt ze anderen ook. ‘We zijn er!’, dachten Michel de Doelder (42) en Eise Molenaar (45) uit het Zuid-Hollandse dorpje Valkenburg.

Eén ding was nog nodig. Hulp van een arts om een embryo uit het zaad van Eise en een eicel van de donor in de baarmoeder van de vriendin te brengen. Dat zou het probleem niet zijn, dachten de heren. Er kan en mag inmiddels zo veel op dat gebied. Ze belden tientallen vruchtbaarheids-klinieken in Nederland, Duitsland en België. Wat bleek: geen van de tachtig klinieken was bereid de ivf-behandeling voor de mannen uit te voeren. ‘We begrijpen het gewoon niet’, zegt Michel. ‘Ivf-behandelingen worden dagelijks uitgevoerd, ook bij lesbiennes en alleenstaande vrouwen. Waarom helpen ze ons dan niet?’

‘Simpel’, zegt Roel Schats, directeur van het ivf-centrum van het VUmc in Amsterdam, de enige vruchtbaarheidskliniek in Nederland die zich in draagmoederschap heeft gespecialiseerd. ‘Ik baseer me op de richtlijn van de beroepsgroep.’ Daarin staat dat alleen stellen die eigen zaad- en eicellen meenemen mogen worden behandeld. Want: de bedoeling van draagmoederschap was en is om paren de kans te geven op een genetisch eigen kind. ‘Ook heteroseksuele paren die dit niet kunnen, worden niet in behandeling genomen.’

‘Discriminatie’, vindt Tanja Ineke, voorzitter van het COC. ‘Door die eis te stellen, sluit je homostellen per definitie uit van ivf. Homo en hetero moeten hierin gewoon gelijk behandeld worden.’

‘Er moet sprake zijn van een sterke medische indicatie’, werpt Schats tegen. ‘En die is er bij de heren niet. Wat zij willen, is wensgeneeskunde, luxegeneeskunde zo je wilt.’

Principekwestie

Maar, vragen Michel en Eise zich af, wat is medische noodzaak? Is het krijgen van een kind voor een heterokoppel meer noodzaak dan voor een homostel? Ze geven de hoop niet op, maar zijn wel gefrustreerd. Eise: ‘Er zijn twee vrouwen in ons leven die ons heel bewust en met liefde willen helpen om een kindje te krijgen. En je weet dat de behandeling dagelijks bij anderen wordt uitgevoerd. Dat steekt.’

De arts en de patiënt komen er niet uit. Het homopaar strijdt voor verandering, maakt er een principekwestie van, wil een gelijke behandeling van homo en hetero. Overige Nederlandse klinieken verwijzen door naar het gespecialiseerde VUmc, of zijn, hoewel soms welwillend, onzeker over hoe om te gaan met deze constructie. Bang voor het (ethische) oordeel van de inspectie, met onvoldoende kennis over de juridische kant van de zaak of in de veronderstelling dat er wettelijke restricties bestaan die de wens onmogelijk maken. Dat is niet het geval: eiceldonatie en (niet-commercieel) draagmoederschap zijn in Nederland legaal. Wat Michel en Eise willen, mag. De draagmoeder is moeder voor de wet en moet het kind via een adoptieprocedure afstaan aan de wensouders. Dat geldt ook voor de partner van de draagmoeder, die automatisch vader wordt. Van de richtlijn waarnaar Schats verwijst, mag worden afgeweken. Die is overigens opgesteld in 1998 en officieel al elf jaar niet meer geldig.

Het lijkt een heel bijzonder probleem voor één koppel. Maar het is een frontbericht uit de discussie die uiteindelijk draait om de vraag: wie heeft het recht om kinderen te krijgen? Technologische ontwikkelingen leiden tot nieuwe mogelijkheden en die moeten worden afgetast. Zo ging het toen in 1983 de eerste Nederlandse ivf-baby werd geboren en zo ging het toen in 1997 het verbod op draagmoederschap werd geschrapt. Dat deze nieuwe discussie nog nauwelijks eerder is gevoerd in de politieke arena of in het publieke debat, komt onder meer doordat andere homostellen met dezelfde wens kozen voor een trip naar bijvoorbeeld Cyprus, waar ze minder moeilijk doen. Of voor een andere optie: adoptie, pleegouderschap of co-ouderschap. Michel en Eise zeggen dat zij een verre reis niet kunnen betalen en willen bovendien graag een (voor de helft) genetisch eigen kind over wie ze volledige zorg mogen dragen. Ze zijn het eerste homostel dat er een zaak van maakt. Ze zoeken bewust de publiciteit en hebben inmiddels tegen twee klinieken zaken aangespannen bij het College voor de Rechten van de Mens, ook tegen het VUmc. ‘Laat ons die voortrekkersrol maar spelen’, zegt Eise. ‘We doen het al lang niet meer alleen voor onszelf, maar voor de hele homogemeenschap.’

Maakbaarheid

De zaak roept vragen op. Waarom ging de discussie tot nu toe wel over het invriezen van eicellen en ivf bij lesbische stellen maar niet over eventuele gelijke rechten voor homo’s? Vinden we dat er een grens is aan de maakbaarheid van nieuw leven? Hebben we moeite met het feit dat de mannen niets hoeven te doen en ‘zomaar’ een kindje in hun schoot krijgen geworpen? Vinden we de constructie met twee mannen, een draagmoeder en een eiceldonor te ingewikkeld? Verwachten we ongelukken, de verkeerde omgeving om in op te groeien? Maar andere koppels testen we toch ook niet op kindvriendelijkheid?

Jesper Smeenk, ivf-gynaecoloog en hoofd van het Centrum Voortplantingsgeneeskunde Brabant, gelooft dat het een kwestie is van voortschrijdend inzicht. Een cultuuromslag die tijd nodig heeft. ‘Nog niet zo lang geleden werd je als ongehuwd stel niet eens altijd toegelaten tot een vruchtbaarheidspoli. Nu behandelen we alleenstaande en lesbische vrouwen.’

In 2000 nog oordeelde het College voor de Rechten van de Mens dat vier Nederlandse ziekenhuizen niet handelden in lijn met het gelijkheidsprincipe omdat zij lesbische vrouwen uitsloten van ivf. Het Tilburgse ziekenhuis van Smeenk was een van die vier. Hij vertelt: ‘Vanuit zijn katholieke achtergrond voerde het ziekenhuis een vrij streng beleid. Ik heb dezelfde achtergrond, maar ik vond het jammer om nee te moeten zeggen tegen een hele groep paren. Ik ben toch arts geworden om mensen te helpen.’ Mede op initiatief van Smeenk veranderde het ziekenhuis zijn beleid.

De grens van wat we toelaatbaar vinden, of wat we als ‘wensgeneeskunde’ zien, verandert met de tijd omdat meer kennis beschikbaar komt. De bereidheid van medici en de maatschappelijke opvattingen veranderen daarin tot nu toe mee.

Nog niet zo lang geleden was het invriezen van eicellen ondenkbaar. Moeten we dat wel willen, is de techniek wel veilig voor het kind? Dat bleek zo te zijn en op basis van die conclusie mag het nu in Nederland. Zelfs als er geen medische noodzaak bestaat maar alleen een ‘sociale’. Als een vrouw ouder wordt bijvoorbeeld en geen partner heeft. Maar wel de mogelijkheid wil behouden om in een later stadium alsnog zwanger te worden van relatief gezonde eigen eicellen.

Een kwestie van tijd voordat ook de terughoudendheid verandert over wat Michel en Eise willen? Er gaat in elk geval over worden gepraat. Staatssecretaris Teeven heeft in 2014 een ‘Staatscommissie Herijking Ouderschap’ ingesteld die zal onderzoeken hoe we moeten omgaan met nieuwe vormen van ouderschap, waaronder draagmoederschap.

Emotie

De beroepsvereniging gaat de richtlijn over draagmoederschap herzien. Spectaculaire inhoudelijke wijzigingen komen er volgens Roel Schats, betrokken bij de herziening, waarschijnlijk niet. ‘Of het criterium genetisch eigen kind zal worden losgelaten, is bijvoorbeeld maar zeer de vraag.’ Maar de richtlijn verandert wel in een ‘standpunt’. Dat is minder dwingend. Schats: ‘Omdat het beleid dat we aanbevelen niet onderbouwd kan worden met grote wetenschappelijke studies.’

Toch is het te makkelijk om te zeggen dat de ‘donordraagmoederconstructie’ van Michel en Eise simpelweg een kwestie is van voortschrijdend inzicht. De wens van de mannen roept emotie op. Waarom?

Michel: ‘Bij al die afwijzingen die wij kregen, ging het er toch vaak om dat ze vonden dat het kind bij de moeder moest blijven. Een van de klinieken zei: als de twee vrouwen een lesbisch stel waren geweest, hadden we het wel gedaan.’ Dat gebeurt ook: lesbische paren die ervoor kiezen om de eicel van de een, na kunstmatige bevruchting met donorzaad, te plaatsen in de baarmoeder van de ander.

Wat de wens van Michel en Eise anders maakt, is dat het kind niet blijft bij de vrouw die het draagt. En die wordt kennelijk toch als eerste, belangrijkste ouder gezien. Ook als ze niet de biologische moeder is. Zelfs voor de wet is dat zo: eigen eicel of niet, de vrouw die het kind op de wereld zet, is wettelijk gezien de moeder. Met alle juridische rechten die daarbij horen. Ook als ze in een contract met wensouders heeft afgesproken het kind te zullen afstaan.

Ben je van een kindje meer ouder als je het in je buik draagt dan als je het jouw genen meegeeft? En zijn vaders per definitie mindere ouders dan moeders, omdat zij zelf nooit een kind zullen dragen? En wat nou als je op geen enkele manier hebt bijgedragen aan de conceptie van het kind: zal Michel een minder goede vader zijn dan Eise, omdat hij het kind niet draagt noch er een genetische verwantschap mee heeft? Zijn adoptieouders om diezelfde reden minder goede ouders?

De wens van Michel en Eise dwingt opnieuw te definiëren wat ouderschap is. Geven we techniek de ruimte om te breken met natuurlijke processen? Geven we individuen de vrijheid om zelf te bepalen waar de grenzen liggen? Moeten homo en hetero per definitie gelijk behandeld worden – ongeacht de complexiteit van de behandeling?

Of zien we uiteindelijk toch het liefst dat het gaat zoals het eeuwenlang is gegaan: man, vrouw, kind. Gewoon, op de natuurlijke manier.

Belang van het kind

‘De grens is altijd relatief en altijd arbitrair’, vindt gynaecoloog Jesper Smeenk. ‘Maar het belang van het kind is voor mij doorslaggevend. Criteria die we hanteren, zijn: de financiële draagkracht van de ouder of ouders, of er eventueel strafrechtelijke zaken in de voorgeschiedenis zijn, de medische conditie van de vrouw, hoe weloverwogen de kinderwens is. De samenlevingsvorm moet daarbij niet uitmaken. Van de VU begrijp ik dat ze zich in eerste instantie gebonden voelen aan de regels. Maar misschien is de casus van de mannen een goede aanleiding om het eigen protocol eens tegen het licht te houden.’

Roel Schats ziet dat nog niet gebeuren. ‘Ik vind dat iets wat zo ingrijpend is als draagmoederschap toch echt meer past bij een medische indicatiestelling dan bij wensgeneeskunde.’

Michel en Eise laten het er ondertussen niet bij zitten. ‘We wachten het oordeel van het College af en hopen dat ze ons in het gelijk stellen.’ Als dat niet gebeurt, overwegen de mannen een rechtszaak. ‘Het is allemaal heel spannend. Maar we geven niet op. Onze hoop vervliegt niet.’