Mijn queer zijn neemt anderen niets af
Ons simpele ‘zichtbaar zijn’ wordt door steeds meer mensen opgevat als een aanval. Maar Pride is niet tegen de ander, het is vóór onszelf. (Voor NRC)
Het was geen vrolijk jaar voor de regenbooggemeenschap in Nederland. Het feit bijvoorbeeld dat in mijn eigen Amsterdam nog maar een schamele 43 procent van de jongeren tussen de 13 en 16 ‘oké’ is met homoseksualiteit, waar dat percentage twee jaar geleden volgens diezelfde monitor van de GGD nog lag op 69 procent. Of het feit dat het aantal meldingen van discriminatie tegen lhbtiq+’ers (scheldpartijen, fysieke mishandeling, vernielingen) bij de politie met een kwart en bij antidiscriminatiebureaus met maar liefst de helft is gestegen.
Ik schrok ook van de opstelling van de BBB en de NSC, die net als de PVV níet deelnamen het COC-verkiezingsdebat in november en hun handtekening níet zetten onder het regenboogakkoord. In het Kamerdebat over de kabinetsformatie sprak BBB’s frontvrouw Caroline van der Plas over „de letterbak, die gekkigheid die we over kinderen uitstorten”. Pieter Omtzigt en de zijnen bleken in Europa net zo rechts en conservatief te stemmen als de SGP, zo bleek uit een analyse van Kieskompas. Van Geert Wilders was al langer bekend dat hij niet veel meer opheeft met wat hij omschrijft als „genderterreur” en „lhtbiq+-gedram”.
Op de tweede juli van dit jaar stonden deze drie partijen samen met de VVD op het bordes van Paleis Huis ten Bosch. Maar niet voordat Omtzigts secondant Nicolien van Vroonhoven in april actief campagne voerde tegen de administratieve vereenvoudiging van de transgenderwet, nog vóór het nieuwe kabinet de politieke legitimiteit bezat om zo’n verregaande stap te zetten. Zo diep zat kennelijk de afkeur, die er ook toe leidde dat er een streep gaat door de meerouderschapswet. Tot groot verdriet van al die stiefouders, samengestelde gezinnen en regenboogfamilies die al zo lang wachten op de formele erkenning van hun liefde.
Ondertussen las ik in de handreiking van kennisinstituut Movisie dat trans personen in Nederland zeven keer zo vaak worden mishandeld (of daarmee worden bedreigd). Geen wonder eigenlijk, dat Nederland inmiddels gezakt is naar een schamele veertiende plek op de Europese Rainbow Index.
Toch was er iets waar ik nog meer van schrok dan de conservatieve politie wind en de dalende emancipatiecijfers. Het was de felheid en de schaamteloosheid waarmee lhbtiq+’ers proactief en publiekelijk worden aangevallen, waar ik me de meeste zorgen over maak.
‘Jullie kankerhomo’s zijn jodenzonen’, kreeg een drietal drag queens in december naar hun hoofd geslingerd in de Reguliersdwarsstraat in Amsterdam. ‘Jullie moeten dood.’ De aanval kwam vanuit het niets. Zangeres Anouk postte een foto van bebloed wc-papier met de begeleidende tekst: „Je peepee eraf hakken maakt je geen vrouw. Maar dit wel.” Er was geen enkele urgentie om een dergelijk bericht te posten; háár vrouwelijkheid stond niet ter discussie. Vrienden van ons vertelden hoe ze na de zoveelste vernieling hun regenboogvlag naar binnen hebben gehaald om hun kinderen te beschermen. Mijn vrouw en ik wonen met ons zoontje in diezelfde straat.
De meeste daders van geweld tegen lhbtiq+’ers (95 procent is man en jonger dan 25 jaar) doen dat vanuit afkeer, concludeerde het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) in maart. „Zij vatten uitingen van lhbtq, op als een ‘aanval’ op de traditionele normen en waarden van de samenleving.” In dat ene woord schuilt wat mij betreft de angel, de kern van de agressie en van een probleem waartegen we ons heel moeilijk kunnen weren: ons simpele ‘zichtbaar zijn’ wordt door steeds meer mensen opgevat als een aanval. Als een bedreiging die moet worden afgewend.
Maar mensen verdedigen zich tegen een aanval die niet bestaat. Ze slaan terug, soms letterlijk, omdat ze zich aangevallen voelen door iets wat níets met hen te maken heeft. Drag queens worden geen drag om jochies te provoceren, maar omdat ze er zelf blij van worden. Het is niet tegen de ander, het is vóór zichzelf. Als een non-binair persoon vraagt om anders aangesproken te worden, dan is dat niet om de ander in verwarring te brengen maar ruimte te willen om zichzelf te kunnen zijn.
Van geen enkele regenboogminderheidsgroep heb ik ooit de ambitie gehoord om de heersende orde omver te werpen en alle Nederlanders te ‘omvolken’ totdat iedereen zich met minimaal één letter uit de ‘letterbak’ kan identificeren. De ruimte die we ‘claimen’, gaat erover om onszelf te kunnen zijn, niet om iets af te pakken van de ander. Mijn queer zijn neemt anderen hun heteroseksualiteit niet af. Anouk verliest haar eigen vrouwelijkheid niet door te erkennen dat er ook trans vrouwen bestaan. Drag queens zullen niemand overhalen om net zo extravagant door het leven te gaan als zij.
Het enige wat je kunt verliezen, is de luxe om geen ongemak te ervaren in hoe je omgaat met wat en wie je nog niet kent. De luxe vanzelfsprekendheid dat jij de norm bent waaraan ook ieder ander moet voldoen. Om nooit je eigen identiteit te hoeven bevragen en je nooit onveilig te voelen in de wereld om je heen, omdat iedereen altijd op jou heeft geleken.
Van de politiek hoeven we weinig te verwachten de komende jaren. Daarom daag ik iedereen uit om te gaan staan voor wie je bent, zodat je je sterk genoeg voelt om een ander datzelfde recht te gunnen. Om uit te spreken waar je bang voor bent, zodat we in plaats van een felle strijd een open gesprek kunnen voeren. En ik wil je vragen om solidair te zijn. Hang op 3 augustus een regenboogvlag uit. Kom op voor al diegenen die jou niet willen veranderen maar simpelweg zichtbaar zichzelf willen zijn.
Sonja Alferink is schrijver en politicoloog en werkt aan een boek over queer ouderschap.